Terug naar inhoudsopgave


Hulpprogramma voor beheerders


Beheerderwachtwoord instellen
Instellingen voor Hulpprogramma voor beheerders
Beheerpakketten
Beheerderprofielen

Toepassingsinstellingen
Adapterinstellingen
Software
EAP-FAST I-ID-groepen
Taken voor systeembeheerders


Dit hulpprogramma kan worden gebruikt door beheerders of degene die beheerderrechten heeft op deze computer. Dit hulpprogramma wordt gebruikt voor het configureren van gemeenschappelijke (gedeelde) profielen, profielen voor verbindingen vóór de aanmelding/gemeenschappelijke verbindingen en profielen voor continue verbindingen. Het hulpprogramma voor beheerders kan ook door een IT-afdeling worden gebruikt om instellingen te configureren in de software van Intel(R) PROSet/Wireless, waarna aangepaste installatiepakketten kunnen worden geëxporteerd naar andere systemen.

U vindt het Hulpprogramma voor beheerders in het menu Extra van Intel(R) PROSet/Wireless. Het hulpprogramma wordt alleen weergegeven in het menu Extra als bij een aangepaste installatie van de software van Intel(R) PROSet/Wireless is opgegeven dat het moet worden geïnstalleerd.


Beheerderwachtwoord instellen

Gebruikers kunnen beheerderinstellingen en -profielen niet wijzigen, tenzij zij het wachtwoord voor dit hulpprogramma kennen. Wanneer u het hulpprogramma voor het eerst opent, wordt u gevraagd om een wachtwoord in te voeren. Het wachtwoord mag niet langer dan 56 tekens zijn. Het is niet toegestaan om geen wachtwoord op te geven.

Opmerking: Als u het oorspronkelijke wachtwoord niet meer weet, is er geen proces waarmee het wachtwoord opnieuw kan worden ingesteld.

  1. Wachtwoord: Typ een wachtwoord (maximaal 56 tekens).
  2. Wachtwoord bevestigen: Geef het wachtwoord nogmaals op.
  3. Klik op OK. Het dialoogvenster Beheerpakket openen wordt weergegeven.

U wijzigt als volgt het bestaande wachtwoord:

  1. Klik in het menu Extra op de optie Hulpprogramma voor beheerders.
  2. Klik op Wachtwoord wijzigen in het dialoogvenster voor het invoeren van het wachtwoord.
  3. Oud wachtwoord: Geef het bestaande wachtwoord op.
  4. Nieuw wachtwoord: Geef het nieuwe wachtwoord op.
  5. Wachtwoord bevestigen: Typ het nieuwe wachtwoord nog eens.
  6. Klik op OK om het nieuwe wachtwoord op te slaan en het Hulpprogramma voor beheerders te openen.

Instellingen voor Hulpprogramma voor beheerders

instellingen

Een beheerder kan bepalen in welke volgorde in de profiellijst van het Hulpprogramma voor beheerders de beheerderprofielen worden geplaatst.

  1. Klik in het hoofdvenster op Extra > Hulpprogramma voor beheerders.
  2. Klik in het Hulpprogramma voor beheerders op Extra > Instellingen.
  3. Klik op OK om terug te keren naar het Hulpprogramma voor beheerders.

Beheerpakketten

Beheerpakketten worden gebruikt om beheerderprofielen en andere instellingen op te slaan. Het zijn uitvoerbare, zelfuitpakkende bestanden die u kunt kopiëren of verzenden naar clients in het netwerk. Wanneer het uitvoerbare bestand wordt gestart, wordt de inhoud geïnstalleerd en geconfigureerd op de doelcomputer.

U maakt als volgt een nieuw pakket:

  1. Klik in het menu Extra op Hulpprogramma voor beheerders.
  2. Geef uw wachtwoord voor het hulpprogramma op.
  3. Beheerpakket: Klik op een van de volgende opties om een nieuw pakket te maken of een bestaand pakket te openen.

pakketkeuze

Naam Beschrijving

Windows XP- of Windows 2000-pakket maken

Maak een pakket dat kan worden geëxporteerd naar de computer van een gebruiker waarop het Microsoft Windows XP*- of Microsoft Windows 2000*-besturingssysteem wordt uitgevoerd. Met dit pakket kunt u alle continue profielen en profielen vóór aanmelding/gemeenschappelijke profielen met een EAP-type voor 802.1X-verificatie exporteren.

Windows Vista-pakket maken

Maak een pakket dat kan worden geëxporteerd naar de computer van een gebruiker waarop het Windows Vista*-besturingssysteem wordt uitgevoerd. Met dit pakket kunt u alleen EAP-TTLS en EAP-SIM gemeenschappelijke profielen exporteren.

Bestaand pakket openen

Selecteer deze optie om naar een bestaand pakket te bladeren en het vervolgens te openen.

  1. Klik op OK.
  2. Configureer de opties die u wilt opnemen in het pakket:
Naam Beschrijving
Profielen Klik op Profielen opnemen in dit pakket. Profielen kunnen worden gedeeld met andere gebruikers.

Toepassingsinstellingen

Klik op Toepassingsinstellingen opnemen in dit pakket. Geef de toepassingsinstellingen op die u wilt inschakelen.

Adapterinstellingen

Klik op Adapterinstellingen opnemen in dit pakket. Geef beginwaarden op voor de adapterinstellingen die moeten worden gebruikt op deze computer.

Software

Klik op Software opnemen in dit pakket. Geef op welke softwarecomponenten moeten worden geïnstalleerd op deze computer.

Opmerking: Zie Software voor informatie over het verkleinen van de omvang van het uitvoerbare bestand met het beheerpakket.

EAP-FAST I-ID-groepen

Klik op I-ID-groepen opnemen. Voeg I-ID-groepen toe voor de ondersteuning van meerdere PAC's van meerdere I-ID's.

Opmerking:  Deze voorziening is niet beschikbaar wanneer u een beheerpakket maakt voor Windows Vista-clients.

  1. Klik op Sluiten.
  2. Het volgende bericht verschijnt: Het huidige pakket is gewijzigd. Wilt u de wijzigingen opslaan?
  3. Klik op Ja. Sla het uitvoerbare bestand op in een directory op de lokale schijf.
  4. Klik op Opslaan. Het bestand wordt gemaakt. Opmerking: Dit kan enige tijd duren.
  5. Klik op Voltooid om de inhoud van het pakket te bekijken.
  6. Klik op OK.

Opmerking: U kunt ook Pakket opslaan kiezen in het menu Bestand om het pakket op te slaan.

Opmerking: Beheerderprofielen worden in Windows Vista opgeslagen in de XML-indeling. Deze profielen worden in een Windows Vista-systeem geïmporteerd via Windows Groepsbeleidbeheer.

converteren naar XML

Ga als volgt te werk om een pakket te bewerken:

  1. Start het Hulpprogramma voor beheerders.
  2. Klik op de pagina Beheerpakket openen op Bestaand pakket openen om een bestaand pakket te bewerken.
  3. Klik op Bladeren. Zoek naar het uitvoerbare bestand.
  4. Klik op Openen. Werk de pakketinstellingen bij.
  5. Klik op Sluiten.
  6. Het volgende bericht verschijnt: Het huidige pakket is gewijzigd. Wilt u de wijzigingen opslaan?
  7. Klik op Ja. Sla het uitvoerbare bestand op in een directory op de lokale schijf.

Opmerking: U kunt ook Pakket openen kiezen in het menu Bestand om een beheerpakket te bewerken.


Beheerderprofielen

Beheerderprofielen zijn het eigendom van en worden beheerd door de netwerkbeheerder of de beheerder van de computer. Gedeelde profielen kunnen worden gebruikt door alle gebruikers van de computer. De eindgebruikers kunnen deze profielen echter niet wijzigen. Ze kunnen namelijk alleen worden gewijzigd met het Hulpprogramma voor beheerders en dat is beveiligd met een wachtwoord.

Er zijn twee soorten beheerderprofielen: Continu en Vóór aanmelding/gemeenschappelijk. U kunt ook instellingen voor Voice over IP (VoIP) configureren voor export naar een VoIP-telefoontoepassing.

Opmerking: Voor Windows Vista-pakketten kunnen alleen gemeenschappelijke EAP-SIM- en TTLS-profielen worden gemaakt.

Opmerking: Onder Windows Vista wordt EAP-SIM niet ondersteund voor profielen voor continue verbindingen.

Windows-pakket

Continue verbinding

Profielen voor continue verbindingen worden toegepast bij het opstarten en wanneer niemand is aangemeld bij de computer. Wanneer een gebruiker zich afmeldt, zorgt het profiel voor de continue verbinding voor het handhaven van de draadloze verbinding totdat de computer uit wordt gezet of een andere gebruiker zich aanmeldt.

Opmerking: Niet beschikbaar voor Windows Vista-pakketten.

Belangrijke punten voor continue verbindingen:

Opmerking: Intel(R) PROSet/Wireless ondersteunt machinecertificaten. Deze worden echter niet weergegeven in de lijsten met certificaten.

Een nieuw profiel voor een continue verbinding maken:

  1. Klik op Profielen opnemen in dit pakket.
  2. Klik op Continu.
  3. Klik op Toevoegen om de Algemene instellingen te openen.
  4. Profielnaam: Geef een beschrijvende naam op voor het profiel.
  5. Naam draadloos netwerk (SSID): Voer de naam in van het draadloze netwerk.
  6. Uitvoermodus: Netwerk (Infrastructuur) is standaard geselecteerd.
  7. Soort profiel: Continu: Actief wanneer er geen gebruikers zijn aangemeld is geselecteerd.
  8. Klik op Volgende.
  9. Klik op Bedrijfsbeveiliging om de pagina Beveiligingsinstellingen te openen. Zie TLS, TTLS, PEAP, LEAP of EAP-FAST voor informatie over de configuratie van de 802.1X-beveiliging.
  10. Klik op OK.

Verbinding vóór aanmelding

Gemeenschappelijk gebruikte profielen en profielen voor verbindingen vóór de aanmelding worden toegepast zodra een gebruiker zicht aanmeldt. Als ondersteuning voor de functie Eenmalige aanmelding is geïnstalleerd, wordt de verbinding tot stand gebracht vóór het aanmeldingsproces van Windows (Vóór aanmelding/gemeenschappelijk).

Opmerking: Niet beschikbaar voor Windows Vista-pakketten.

Als de ondersteuning van de functie Eenmalige aanmelding niet is geïnstalleerd op de computer, wordt het profiel toegepast zodra een gebruikerssessie actief wordt. Profielen voor verbindingen vóór de aanmelding (gemeenschappelijke profielen) worden altijd bovenaan weergegeven in de profiellijst. Gebruikers kunnen de prioriteit van zelfgemaakte profielen wel wijzigen, maar niet die van profielen voor verbindingen vóór de aanmelding/gemeenschappelijke verbindingen. Aangezien deze profielen bovenaan in de profiellijst staan, probeert Intel(R) PROSet/Wireless automatisch eerst verbinding te maken met behulp van de beheerderprofielen en pas daarna met behulp van de door de gebruiker gemaakte profielen.

Opmerking: Alleen beheerders kunnen profielen voor verbindingen vóór de aanmelding/gemeenschappelijke verbindingen maken.

Belangrijke punten voor de verbinding vóór aanmelding zijn:

Status van verbinding vóór de aanmelding/gemeenschappelijke verbinding

De ondersteuning voor profielen voor verbindingen vóór de aanmelding/gemeenschappelijke verbindingen wordt geïnstalleerd met een aangepaste installatie van de software van Intel(R) PROSet/Wireless. Zie Voorziening voor eenmalige aanmelding installeren en verwijderen voor meer informatie.

Opmerking: Als de voorzieningen voor eenmalige aanmelding of verbindingen vóór de aanmelding niet zijn geïnstalleerd, kan een beheerder toch profielen voor verbindingen vóór de aanmelding/gedeelde profielen maken en exporteren naar de computer van een gebruiker.

Hieronder wordt beschreven hoe de functie Verbinding vóór aanmelding werkt op het moment dat het systeem wordt opgestart. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat er al een opgeslagen profiel bestaat. Dit opgeslagen profiel heeft geldige beveiligingsinstellingen en de optie "Gebruikersnaam en wachtwoord voor aanmelding bij Windows gebruiken" is geselecteerd.

  1. Wanneer het systeem start, typt u het Windows-aanmeldingsdomein, uw gebruikersnaam en uw wachtwoord.
  2. Klik op OK. Op een statuspagina wordt aangegeven wat de status van de netwerkverbinding is. Wanneer de draadloze adapter is verbonden met het netwerktoegangspunt, wordt de statuspagina gesloten en verschijnt het venster voor de aanmelding bij Windows.

Opmerking: Een gebruikerscertificaat is alleen toegankelijk voor een gebruiker die op de computer is geverifieerd. Een gebruiker dient zich bijgevolg één keer op de computer aan te melden (met een kabelverbinding, een alternatief profiel of een lokale aanmelding) voordat een profiel voor een verbinding vóór de aanmelding/gemeenschappelijke verbinding kan worden gebruikt dat een gebruikerscertificaat gebruikt voor verificatie.

Wanneer u zich afmeldt, worden alle draadloze verbindingen verbroken en wordt een profiel voor een continue verbinding (indien beschikbaar) toegepast. Onder bepaalde omstandigheden is het wenselijk dat de huidige verbinding in stand blijft (bijvoorbeeld als gebruikerspecifieke gegevens na de afmelding naar de server moeten worden gestuurd of wanneer profielen voor zwerven worden gebruikt).

Deze functionaliteit kunt u realiseren door een profiel te maken dat voorziet in zowel een verbinding vóór de aanmelding/gemeenschappelijke verbinding als een continue verbinding. Als een dergelijk profiel actief is wanneer de gebruiker zich afmeldt, blijft de verbinding in stand.

U maakt als volgt een gemeenschappelijk profiel voor een verbinding vóór de aanmelding:

  1. Klik op Profielen opnemen in dit pakket.
  2. Klik op Vóór aanmelding/gemeenschappelijk.
  3. Klik op Toevoegen om de Algemene instellingen te openen.
  4. Profielnaam: Geef een beschrijvende naam op voor het profiel.
  5. Naam draadloos netwerk (SSID): Geef de netwerkidentificatie op.
  6. Uitvoermodus: Netwerk (Infrastructuur) is standaard geselecteerd.
  7. Soort profiel: Vóór aanmelding/gemeenschappelijk: Actief wanneer een gebruiker is aangemeld. Dit profiel wordt gedeeld door alle gebruikers. Dit profieltype is al geselecteerd.
  8. Klik op Volgende.
  9. Klik op Geavanceerd om de pagina Geavanceerde instellingen te openen. Via de geavanceerde instellingen kunt u het volgende instellen:
Naam Beschrijving

Automatisch verbinden

Automatisch: (Standaardwaarde): Als u deze optie selecteert, brengt Intel(R) PROSet/Wireless automatisch een verbinding tot stand met dit profiel als het netwerk binnen het bereik van de adapter is. Op aanvraag: Selecteer deze optie om te voorkomen dat automatisch verbinding wordt gemaakt met een netwerk dat binnen het bereik van de adapter is. U kunt deze optie bijvoorbeeld gebruiken wanneer er kosten zijn verbonden aan een draadloze verbinding.

Opmerking: Niet beschikbaar voor gemeenschappelijke beheerderprofielen voor Vista.

Verplicht toegangspunt

Met deze optie kunt u ervoor zorgen dat de draadloze adapter wordt gekoppeld aan een specifiek toegangspunt. Hiermee wordt de draadloze adapter gedwongen om verbinding te maken met een toegangspunt met een specifiek MAC-adres. Geef het MAC-adres van het toegangspunt (BSSID) op. Het 48-bits MAC-adres bestaat uit 12 hexadecimale cijfers. Bijvoorbeeld: 00:06:25:0E:9D:84. Deze functie is niet beschikbaar wanneer de ad-hocmodus wordt gebruikt. Wissen: Klik op deze knop om het huidige adres te wissen.

Wachtwoordbeveiliging

Beveilig dit profiel met een wachtwoord (maximaal 10 tekens).

Opmerking: Niet beschikbaar voor gemeenschappelijke beheerderprofielen voor Vista.

Toepassing starten

Als u deze optie selecteert, kan automatisch een batchbestand, uitvoerbaar bestand of script worden uitgevoerd wanneer u het profiel gebruikt om verbinding te maken. U kunt bijvoorbeeld automatisch een VPN-sessie (Virtual Private Network) starten wanneer u verbinding maakt met een draadloos netwerk.

Indeling voor gebruikersnaam

Een beheerder kan de notatie van gebruikersnamen voor de verificatieserver selecteren.

U kunt kiezen uit de volgende opties:

  • gebruiker (standaard)
  • gebruiker@domein
  • gebruiker@domein.com
  • DOMEIN\gebruiker

Opmerking: Indeling voor gebruikersnaam is alleen beschikbaar in Geavanceerde instellingen in het Hulpprogramma voor beheerders. De optie is niet beschikbaar wanneer een gebruikersprofiel wordt gemaakt met de wizard Profiel van Intel(R) PROSet/Wireless. Deze instelling is niet van toepassing op machinecertificaten.

  1. Klik op OK om de pagina Geavanceerde instellingen te sluiten.
  2. Klik op Bedrijfsbeveiliging om de pagina Beveiligingsinstellingen te openen. Zie EAP-SIM, TLS, TTLS, PEAP, LEAP of EAP-FAST voor informatie over de configuratie van de 802.1X-beveiliging.
  3. Klik op OK om het profiel op te slaan en het toe te voegen aan de lijst van beheerderprofielen.

Opmerking: Als al een continue verbinding tot stand is gebracht, wordt een profiel voor een verbinding vóór de aanmelding/gemeenschappelijke verbinding genegeerd, tenzij het profiel is geconfigureerd met beide verbindingsopties (Continu en Vóór aanmelding/gemeenschappelijk).


Gemeenschappelijke profielen

Gemeenschappelijke profielen worden toegepast via Groepsbeleidbeheer. De volgende typen profielen kunnen worden gemaakt als gemeenschappelijke profielen:

Een gemeenschappelijk profiel maken:

Windows Vista-pakket

  1. Klik op Profielen opnemen in dit pakket (standaard).
  2. Klik op Gemeenschappelijk.
  3. Klik op Toevoegen om de Algemene instellingen te openen.
  4. Profielnaam: Geef een beschrijvende naam op voor het profiel.
  5. Naam draadloos netwerk (SSID): Geef de netwerkidentificatie op.
  6. Uitvoermodus: Netwerk (Infrastructuur) is standaard geselecteerd.
  7. Klik op Volgende.
  8. Klik op Geavanceerd om de pagina Geavanceerde instellingen te openen. Via de Geavanceerde instellingen kunt u de volgende optionele instellingen configureren:
Naam Beschrijving

Automatisch verbinden

Automatisch: (Standaardwaarde): Als u deze optie selecteert, brengt Intel(R) PROSet/Wireless automatisch een verbinding tot stand met dit profiel als het netwerk binnen het bereik van de adapter is. Op aanvraag: Selecteer deze optie om te voorkomen dat automatisch verbinding wordt gemaakt met een netwerk dat binnen het bereik van de adapter is. U kunt deze optie bijvoorbeeld gebruiken wanneer er kosten zijn verbonden aan een draadloze verbinding.

Opmerking: Niet beschikbaar voor gemeenschappelijke beheerderprofielen voor Vista.

Verplicht toegangspunt

Met deze optie kunt u ervoor zorgen dat de draadloze adapter wordt gekoppeld aan een specifiek toegangspunt. Hiermee wordt de draadloze adapter gedwongen om verbinding te maken met een toegangspunt met een specifiek MAC-adres. Geef het MAC-adres van het toegangspunt (BSSID) op. Het 48-bits MAC-adres bestaat uit 12 hexadecimale cijfers. Bijvoorbeeld: 00:06:25:0E:9D:84. Deze functie is niet beschikbaar wanneer de ad-hocmodus wordt gebruikt. Wissen: Klik op deze knop om het huidige adres te wissen.

Wachtwoordbeveiliging

Beveilig dit profiel met een wachtwoord (maximaal 10 tekens).

Opmerking: Niet beschikbaar voor gemeenschappelijke beheerderprofielen voor Vista.

Toepassing starten Als u deze optie selecteert, kan automatisch een batchbestand, uitvoerbaar bestand of script worden uitgevoerd wanneer u het profiel gebruikt om verbinding te maken. U kunt bijvoorbeeld automatisch een VPN-sessie (Virtual Private Network) starten wanneer u verbinding maakt met een draadloos netwerk.

Indeling voor gebruikersnaam

Een beheerder kan de notatie van gebruikersnamen voor de verificatieserver selecteren.

U kunt kiezen uit de volgende opties:

  • gebruiker (standaard)
  • gebruiker@domein
  • gebruiker@domein.com
  • DOMEIN\gebruiker

Opmerking: Indeling voor gebruikersnaam is alleen beschikbaar in Geavanceerde instellingen in het Hulpprogramma voor beheerders. De optie is niet beschikbaar wanneer een gebruikersprofiel wordt gemaakt met de wizard Profiel van Intel(R) PROSet/Wireless. Deze instelling is niet van toepassing op machinecertificaten.

  1. Klik op OK om de pagina Geavanceerde instellingen te sluiten.
  2. Klik op Bedrijfsbeveiliging om de pagina Beveiligingsinstellingen te openen. Zie EAP-SIM of TTLS voor informatie over de configuratie van de 802.1X-beveiliging.
  3. Klik op OK om het profiel op te slaan en het toe te voegen aan de lijst van beheerderprofielen.

Netwerken uitsluiten

Beheerders kunnen netwerken aanduiden die worden uitgesloten van verbindingen. Wanneer een netwerk is uitgesloten, kan alleen de beheerder het netwerk uit de lijst van uitsluitingen verwijderen. Het uitgesloten netwerk wordt in Intel(R) PROSet/Wireless weergegeven in Beheer van lijst met uitsluitingen.

Opmerking: Niet beschikbaar voor Windows Vista-pakketten.

Een netwerk uitsluiten:

  1. Klik op Profielen opnemen in dit pakket.
  2. Klik op Uitsluiten.
  3. Klik op Toevoegen om Netwerk (SSID) uitsluiten te openen.
  4. Netwerknaam: Geef de naam op van het netwerk dat u wilt uitsluiten.
  5. Klik op OK om de naam van het netwerk toe te voegen aan de lijst.

netwerken uitsluiten

Een netwerk uit de lijst van uitsluitingen verwijderen:

  1. Selecteer de naam van het netwerk in de lijst van uitsluitingen.
  2. Klik op Verwijderen. Het netwerk is nu uit de lijst verwijderd.

VoIP-verbinding (Voice over IP)

De software van Intel(R) PROSet/Wireless ondersteunt VoIP-telefoontoepassingen van derden. De toepassingen van derden moeten de ondersteuning voor codecs leveren. Codecs voorzien over het algemeen ook in compressie om bandbreedte te besparen. De software van Intel(R) PROSet/Wireless ondersteunt de volgende codec-standaarden van de International Telecommunications Union (ITU):

Codec

Algoritme

ITU G.711

PCM (Pulse Code Modulation)

ITU G.722

SBADPCM (Sub-Band Adaptive Differential Pulse Code Modulation)

ITU G.723

Multi-rate Coder

ITU G.726

ADPCM (Adaptive Differential Pulse Code Modulation)

ITU G.727

Variable-Rate ADPCM

ITU G.728

LD-CELP (Low-Delay Code Excited Linear Prediction)

ITU G.729

CS-ACELP (Conjugate Structure Algebraic-Code Excited Linear Prediction)

Een beheerder kan VoIP-instellingen exporteren voor het configureren van een aantal gegevenssnelheden of framesnelheden voor codecs voor het verbeteren van spraakkwaliteit voor VoIP-overdracht.

U configureert als volgt VoIP-instellingen:

Opmerking: Zorg ervoor dat Voice over IP niet is uitgeschakeld in de Toepassingsinstellingen van het Hulpprogramma voor beheerders. Standaard is deze optie ingeschakeld.

  1. Klik op Profielen opnemen in dit pakket.
  2. Klik op VoIP.
  3. Klik op Toevoegen om de pagina VoIP-profiel maken te openen.
  4. Selecteer de bandbreedte, toepassing en framesnelheid voor de codec. Voor spraak:

G711 heeft een framesnelheid van 10 ms en een bitsnelheid van 64 Kbps
G722 heeft een framesnelheid van 10 ms en een bitsnelheid van 64 Kbps
G723 heeft een framesnelheid van 30 ms en een bitsnelheid van 5,3 Kbps of 6,4 Kbps
G726-32 heeft een framesnelheid van 10 ms en een bitsnelheid van 32 Kbps
G728 heeft een framesnelheid van 2,5 ms en een bitsnelheid van 16 Kbps
G729 heeft een framesnelheid van 10 ms en een bitsnelheid van 10 Kbps

Selecteer parameters in de vervolgmenu's.

Codec Gebruik Framesnelheid
  • G711_64kbps
  • G722_64kbps
  • G722_56kbps
  • G722_48kbps
  • G722_1_32kbps
  • G722_1_24kbps
  • G722_1_16kbps
  • G726_16kbps
  • G726_24kbps
  • G726_32kbps
  • G726_40kbps
  • G728_16kbps
  • G729a_8kbps
  • G729e_11_8kbps
  • GIPS_iPCM_VARIABLE
  • G722_2_VARIABLE
  • Interactieve spraak
  • Audioconferentie
  • Spraakgegevens
  • Video
  • Stromende audio
  • 20
  • 30
  1. Klik op OK om terug te gaan naar de profiellijst.
  2. Klik op Sluiten om de profielinstellingen op te slaan in een pakket.

Toepassingsinstellingen

Een beheerder kan bepalen hoeveel controle gebruikers hebben over de draadloze verbindingen.

U configureert als volgt toepassingsinstellingen:

  1. Klik op Toepassingsinstellingen opnemen in dit pakket.
  2. Schakel de hieronder genoemde instellingen in of uit.

Naam

Windows XP/2000-pakketten

Windows Vista-pakketten

Beschrijving

802.1X-verificatie

beschikbaar niet beschikbaar

Hier kunt u de gebruiker in staat stellen om profielen te maken die verschillende EAP-typen ondersteunen voor de 802.1X-verificatie.

Selecteer de EAP-typen die u voor de 802.1X-verificatie wilt inschakelen op de computer van de gebruiker: EAP SIM, EAP LEAP, EAP TLS, EAP TTLS, EAP PEAP of EAP FAST.

Door AAA bepaald beschikbaar niet beschikbaar Waarschuwen als een andere toepassing de draadloze adapter gebruikt

Hulpprogramma voor beheerders

beschikbaar beschikbaar Hiermee kunt u de toegang tot het Hulpprogramma voor beheerders uitschakelen op de computer van een gebruiker.

Toepassing automatisch starten

beschikbaar beschikbaar Wanneer met een bepaald profiel verbinding wordt gemaakt met het netwerk, kan automatisch een batchbestand, een uitvoerbaar bestand of een script worden gestart. U kunt bijvoorbeeld automatisch een VPN-sessie (Virtual Private Network) starten wanneer een gebruiker verbinding maakt met een draadloos netwerk.

Radio in- of uitschakelen met andere toepassingen

beschikbaar niet beschikbaar Hiermee kunt u toepassingen van andere leveranciers in staat stellen om de schakelaar van Intel(R) PROSet/Wireless voor het aan- of uitzetten van de draadloze communicatie uit te schakelen.
CCXv4 beschikbaar niet beschikbaar

Selecteer CCXv4 inschakelen zodat u gebruik kunt maken van de voorzieningen van Cisco Compatible Extensions, versie 4, (CCXv4) voor EAP-FAST-profielen.

Opmerking: De functie EAP-FAST I-ID-groepen (Instantie-ID) in het Hulpprogramma voor beheerders is niet beschikbaar als CCXv4 niet is ingeschakeld.

Bepaal welke van de volgende prompts u op de computer van een gebruiker wilt in- of uitschakelen voor EAP-FAST PAC-levering:

Prompts en waarschuwingen uitschakelen voor niet-geverifieerde levering: Met deze optie schakelt u prompts en waarschuwingen voor automatische levering van PAC uit als er geen PAC is of als er geen PAC is dat overeenkomt met de I-ID die is verzonden door de server waarmee verbinding wordt gemaakt.

Prompts uitschakelen wanneer de standaardserver (I-ID) wordt gewijzigd: Met deze optie worden prompts uitgeschakeld wanneer een client een server tegenkomt die eerder een PAC heeft geleverd, maar momenteel niet is geselecteerd als de standaardserver.

Niet-geverifieerde levering uitschakelen nadat PAC is geleverd: Met deze optie wordt automatische levering uitgeschakeld nadat een PAC voor de desbetreffende I-ID is geleverd.

Opmerking: Deze voorziening wordt niet geïnstalleerd via een beheerpakket wanneer de computer van een gebruiker een Intel(R) PRO/Wireless 2915BG Netwerkverbinding of een Intel(R) PRO/Wireless 2200BG Netwerkverbinding heeft.

Referenties in cache opnemen

beschikbaar niet beschikbaar

Als u deze optie selecteert, worden de referenties opgeslagen wanneer een gebruiker zich aanmeldt. Als de draadloze verbinding tijdelijk wordt verbroken, worden de opgeslagen referenties gebruikt bij het herstellen van de verbinding. De referenties worden gewist wanneer de gebruiker zich afmeldt.

Opmerking: Als deze optie is uitgeschakeld, kan de optie Vragen telkens wanneer ik verbinding maak niet worden geselecteerd wanneer een profiel wordt gemaakt.

Apparaat naar apparaat (ad hoc)

beschikbaar niet beschikbaar

Hier kunt u opgeven of een gebruiker in staat zal zijn om ad-hocprofielen te maken en zich aan te melden bij ad-hocnetwerken.

Selecteer een van de volgende opties om op te geven of een gebruiker zich kan aanmelden bij ad-hocnetwerken:

  • Ad-hocnetwerken inschakelen
  • Alleen beveiligde ad-hocnetwerken inschakelen
  • Ad-hocnetwerken uitschakelen

Geef op of een gebruiker in staat zal zijn om profielen voor ad-hocnetwerken te configureren of niet.

  • Toepassingsinstellingen voor ad-hocnetwerken weergeven
  • Toepassingsinstellingen voor ad-hocnetwerken verbergen

Als u de uitvoermodus Apparaat naar apparaat (ad hoc) wilt verwijderen uit de Algemene instellingen van Profielbeheer, selecteert u zowel Ad-hocnetwerken uitschakelen als Toepassingsinstellingen voor ad-hocnetwerken verbergen. De gebruiker kan dan geen profielen maken voor verbindingen met ad-hocnetwerken.

Importeren en exporteren

beschikbaar beschikbaar Selecteer deze optie om profielen te importeren naar en te exporteren van de computer van een gebruiker. Als de optie is geselecteerd, kunnen gebruikersprofielen automatisch worden geïmporteerd wanneer ze naar de daarvoor bestemde map worden gekopieerd.
Verbinding handhaven bij afmelding beschikbaar niet beschikbaar

Selecteer deze optie om de optie voor het handhaven van een verbinding te verbergen in de Geavanceerde instellingen van Profielbeheer. Met de optie Verbinding handhaven bij afmelding kan een draadloze verbinding met een gebruikersprofiel worden gehandhaafd na afmelding.

Opmerking: De optie Verbinding handhaven bij afmelding kan worden gebruikt met Nortel VPN Client wanneer deze is geconfigureerd om te worden afgemeld bij verbinding.

Bericht bij in- of uitschakelen radio

beschikbaar niet beschikbaar Stelt toepassingen van andere leveranciers in staat om de gebruiker te melden dat de schakelaar van Intel(R) PROSet/Wireless voor het aan- of uitzetten van de draadloze communicatie is uitgeschakeld.

Co-existentie Microsoft Windows XP

beschikbaar niet beschikbaar

Selecteer Stel Microsoft Wireless Zero Configuration en Intel(R) PROSet/Wireless in om samen op dit systeem te fungeren..

Selecteer deze optie om Microsoft Wireless Zero Configuration en Intel(R) PROSet/Wireless op dit systeem naast elkaar te kunnen gebruiken. Wanneer deze optie wordt geselecteerd, voorkomt u dat de Microsoft Windows XP Wireless Zero Configuration Service wordt uitgeschakeld wanneer Intel(R) PROSet/Wireless wordt ingeschakeld.

Opmerking: Deze instelling is niet van toepassing voor Microsoft Windows Vista-clients.

Continue verbinding beschikbaar niet beschikbaar

Selecteer Beleid voor continue verbindingen en computer bijwerken voorafgaand aan gebruikersaanmelding.

Opmerking: Bijwerken van het beleid kan het aanmeldingsscherm tot twee minuten vertragen.

Cisco-modus vóór aanmelding beschikbaar niet beschikbaar

Cisco-modus inschakelen tijdens een verbinding vóór de aanmelding/gemeenschappelijke verbinding.

Cisco-toegangspunten ondersteunen het gebruik van meerdere draadloze netwerknamen (SSID's) waarvan er maar één wordt uitgezonden. Om verbinding te maken met zo'n toegangspunt, wordt een poging gedaan verbinding te maken met elk profiel. Dit wordt de Cisco-modus genoemd.

Opmerking: Het is mogelijk dat het tot stand brengen van de verbinding vóór de aanmelding/gemeenschappelijke verbinding de verbindingstijd vergroot.

Profielverbindingen

beschikbaar niet beschikbaar

Selecteer het niveau van de profielverbindingen voor gebruikers.

Schakelen tussen gebruikersprofielen uitschakelen. Als deze optie is geselecteerd, kunnen gebruikers alleen verbinding maken met het eerste profiel voor een verbinding vóór de aanmelding/gemeenschappelijke verbinding of alleen met profielen voor verbindingen vóór de aanmelding/gemeenschappelijke verbindingen.

  • Gebruiker kan verbinding maken met alle beheerderprofielen.
  • Gebruiker kan alleen verbinding maken met het eerste beheerderprofiel.

Beveiligingsniveau

beschikbaar niet beschikbaar

Selecteer het beveiligingsniveau op de computer van de gebruiker.

Gebruikers kunnen alleen verbinding maken met profielen met dit beveiligingsniveau Als u dit selectievakje inschakelt, kan het volgende besturingselement worden in- of uitgeschakeld.

  • Gebruiker kan alleen verbinding maken met netwerken met persoonlijke beveiliging.

Opmerking: Niet beschikbaar voor Windows Vista-pakketten.

Melding over gedeelde mappen beschikbaar niet beschikbaar

Selecteer de instelling voor de melding over gedeelde mappen op de computer van een gebruiker.

  • Selecteer deze optie om het delen van gedeelde mappen automatisch op te heffen tijdens een verbinding met een onbeveiligd netwerk.
  • Deze melding uitschakelen
  • Waarschuwen bij verbinding met onbeveiligd netwerk (standaard).
Eenmalige aanmelding beschikbaar niet beschikbaar

Selecteer de typen beheerderprofielen die zijn ingeschakeld op de computer van de gebruiker.

  • Continue verbinding: Profielen zijn actief bij het opstarten en wanneer er geen gebruiker is aangemeld bij de computer.
  • Verbinding vóór de aanmelding/gemeenschappelijke verbinding: Profielen zijn actief op het moment dat de gebruiker zich begint aan te melden bij de computer.

Als er geen voorzieningen voor verbindingen vóór de aanmelding/gemeenschappelijke verbindingen zijn geïnstalleerd op een computer, zijn de gemeenschappelijke profielen ingeschakeld. Gemeenschappelijke profielen zijn actief nadat een gebruiker zich heeft aangemeld en de sessie actief is geworden.

Profielen voor continue verbindingen en verbindingen vóór de aanmelding/gemeenschappelijke verbindingen worden bovenaan weergegeven in de profiellijst. Deze profielen kunnen niet worden gewijzigd of verwijderd door een gebruiker.

Ondersteuningsinformatie

beschikbaar beschikbaar

Geef de ondersteuningsinformatie op die u wilt weergeven in het dialoogvenster Info van Intel(R) PROSet/Wireless.

  • URL voor ondersteuning: Voer de website van het ondersteuningscentrum in waar klanten toegang krijgen tot technische ondersteuning.
  • Telefoonnummer voor ondersteuning: Voer het telefoonnummer in waarnaar klanten kunnen bellen voor technische ondersteuning.

Voice over IP

beschikbaar beschikbaar

Met deze optie kunt u een toepassing van een andere leverancier inschakelen voor het gebruik van VoIP op de computer van de gebruiker. Standaard is deze voorziening ingeschakeld.

Opmerking: Deze voorziening wordt niet geïnstalleerd via een beheerpakket wanneer de computer van een gebruiker een Intel(R) PRO/Wireless 2915BG Netwerkverbinding of een Intel(R) PRO/Wireless 2200BG Netwerkverbinding heeft.

Wi-Fi*-beheer

beschikbaar niet beschikbaar

Selecteer welk Wi-Fi*-beheer de draadloze verbindingen van een gebruiker regelt. Gebruik het Wi-Fi-beheer van de vorige gebruiker die was aangemeld of geef elke gebruiker de mogelijkheid om zelf het gewenste Wi-Fi-beheer te kiezen.

  • Gebruikers toestaan om na aanmelding tussen Intel(R) PROSet/Wireless en Microsoft Windows XP Wireless Zero Configuration te schakelen.
  • Het Wi-Fi-beheer bij de aanmelding is standaard het Wi-Fi-beheer dat actief was toen de laatste gebruiker zich afmeldde.
Wi-Fi Protected Setup* beschikbaar niet beschikbaar

Intel(R) PROSet/Wireless-software kan zo worden geconfigureerd dat deze fungeert als registratieserver voor toegangspunten die Wi-Fi Protected Setup* ondersteunen. De registratieserver zorgt voor beveiligde, automatische overdracht van de sleutel of het wachtwoord van het toegangspunt of handmatige overdracht via een USB-flash-station of een ander extern apparaat.

  • Registratie van andere apparaten inschakelen (standaard).
  • Toepassingsinstelling voor inschakelen apparaatregistratie verbergen

Selecteer deze optie om het mogelijk te maken dat Intel(R) PROSet/Wireless andere apparaten registreert. Verberg de instelling Registratie van apparaat inschakelen in de Toepassingsinstellingen van Intel(R) PROSet/Wireless om te voorkomen dat de gebruiker de instellingen wijzigt.

Voorkeuren voor Wireless Event Log Viewer beschikbaar niet beschikbaar

Selecteer waar u het logbestand voor Intel Wireless Troubleshooter Wireless Event Log Viewer wilt opslaan.

  1. Klik in het hoofdvenster van Intel(R) PROSet/Wireless op Extra > Intel Wireless Troubleshooter.
  2. Klik in Intel Wireless Event Viewer op Bestand > Instellingen om het dialoogvenster Instellingen voor Wireless Event Viewer te openen.
  3. Als Logboekregistratie inschakelen nog niet is ingeschakeld, klikt u erop.
  4. Standaardmap voor de opslag van logbestanden: De standaardlocatie is Mijn documenten. Klik op Bladeren om een nieuwe maplocatie op te geven.
  5. Bestandsnaam: De bestandsnaam is de standaardnaam van de computer.
  6. Maximale bestandsgrootte: Geef de grootte van het bestand op in kilobytes (kB).
  7. Klik op OK om de pagina te sluiten en de nieuwe wijzigingen toe te passen. Klik op Annuleren om de pagina te sluiten zonder enige wijzigingen toe te passen.

Als u wilt dat het logbestand na een bepaald aantal dagen worden gekopieerd naar een archieflocatie:

  1. Klik op Logbestand naar een andere locatie kopiëren.
  2. Doelmap: Geef op waar u de bestanden wilt opslaan.
  3. Frequentie (dagen): Selecteer hoe vaak u de bestanden naar de doelmap wilt verplaatsen.

Draadloze communicatie aan/uit

beschikbaar niet beschikbaar

Controleer de draadloze radio.

  • Geen wijziging: De radio is niet in- of uitgeschakeld.
  • Draadloze communicatie uit: Het profiel schakelt de radio uit.
  • Draadloze communicatie aan: Het profiel schakelt de radio in.
  • Selectie Draadloze communicatie aan/uit uitschakelen: Selecteer deze optie om te voorkomen dat een gebruiker toegang heeft tot het besturingselement Draadloze communicatie aan/uit in het hoofdvenster of taakbalkmenu van Intel(R) PROSet/Wireless. Als een gebruiker probeert om het besturingselement voor de radio in te schakelen, verschijnt het bericht dat Deze voorziening is uitgeschakeld door de beheerder.
  • Selectie voor in-/uitschakelen 802.11a-radio: Selecteer deze optie als u de gebruiker wilt toestaan om de 802.11a-radio onafhankelijk van de 802.11b/g-radio in en uit te schakelen. Als u deze optie selecteert, is het selectievakje Selectie voor in-/uitschakelen 802.11a-radio uitschakelen beschikbaar. Schakel dit selectievakje in als u het besturingselement voor het in- of uitschakelen van 802.11a-radio wilt weergeven, maar schakel het nu uit. Hierdoor geeft u de gebruiker individuele controle over de radio's.

Wanneer deze voorziening op de computer van een gebruiker is geïnstalleerd, volgt u onderstaande instructies om het besturingselement voor de 802.11a-radio in of uit te schakelen.

De 802.11a-radio uitschakelen:

  1. Klik in het hoofdvenster van Intel(R) PROSet/Wireless op de knop Draadloze communicatie aan. De lijst met radio-opties wordt weergegeven.
  2. Selecteer 802.11a-radio uit. De 802.11a-radio is nu inactief.

De 802.11a-radio inschakelen:

  1. Klik in het hoofdvenster van Intel(R) PROSet/Wireless op de knop 802.11a-radio uit. De lijst met radio-opties wordt weergegeven.
  2. Selecteer Draadloze communicatie aan. De 802.11a-radio is nu actief.

Opmerking: De optie Selectie voor in-/uitschakelen 802.11a-radio is alleen beschikbaar voor draadloze adapters die 802.11a, 802.11b en 802.11g ondersteunen. Deze voorziening wordt niet geïnstalleerd via een beheerpakket wanneer de computer van een gebruiker een Intel(R) PRO/Wireless 2200BG Netwerkverbinding heeft.

Sluiten

Hiermee sluit u het Hulpprogramma voor beheerders.

Help?

Hiermee kunt u de helpinformatie voor deze pagina bekijken.


Adapterinstellingen

U configureert als volgt adapterinstellingen:

  1. Klik op Adapterinstellingen opnemen in dit pakket.
  2. Voor elk van de hieronder genoemde instellingen selecteert u een van de volgende opties:

Naam

Beschrijving

802.11n-kanaalbreedte

Stel de kanaalbreedte in voor de modus met hoge doorvoersnelheid om de prestaties te maximaliseren. Stel de kanaalbreedte in op Automatisch of 20 Mhz. Automatisch is de standaardinstelling.

Opmerking: Deze instelling is alleen beschikbaar als de adapter een Intel(R) Wireless WiFi Link 4965AGN is.

802.11n-modus

De 802.11n-standaard, met MIMO (multiple-input multiple-output), is een uitbreiding van de vorige 802.1X-standaarden. De verbeterde doorvoer van gegevens met MIMO zorgt voor een snellere overdracht. Selecteer Ingeschakeld of Uitgeschakeld om de 802.11n-modus van de adapter in te stellen. Ingeschakeld is de standaardinstelling.

Opmerking: Deze instelling is alleen beschikbaar als de adapter een Intel(R) Wireless WiFi Link 4965AGN is.

Opmerking: Als u een overdrachtsnelheid van meer dan 54 Mbps wilt behalen op 802.11n-verbindingen, moet WPA2-AES-beveiliging zijn geselecteerd. U kunt er ook voor kiezen om geen beveiliging (Geen) te selecteren als u bijvoorbeeld netwerkinstellingen wilt configureren of problemen met het netwerk wilt oplossen.

Een beheerder kan ondersteuning voor de modus met hoge doorvoersnelheid inschakelen of uitschakelen om het energieverbruik, conflicten met andere banden of compatibiliteitsproblemen te beperken.

Ad-hockanaal

Tenzij de andere computers in het ad-hocnetwerk een ander kanaal gebruiken dan het standaardkanaal, hoeft u het kanaal niet te wijzigen.

Waarde: Selecteer een van de toegestane kanalen in de lijst.

  • 802.11b/g: Selecteer deze optie wanneer u 802.11b en 802.11g (2,4 GHz) wilt gebruiken als frequentie voor de ad-hocband.
  • 802.11a: Selecteer deze optie wanneer u 802.11a (5 GHz) wilt gebruiken als frequentie voor de ad-hocband.

Energiebeheer ad-hocverbindingen

Hier kunt u energiebesparende voorzieningen voor ad-hocnetwerken instellen.

  • Uitschakelen: Selecteer deze optie wanneer u verbinding maakt met ad-hocnetwerken met daarin stations die energiebeheer niet ondersteunen.
  • Maximale energiebesparing: Selecteer deze optie om de batterij te sparen.
  • Omgeving met ruis: Selecteer deze optie voor optimale prestaties of wanneer u verbinding maakt met meerdere clients.

Opmerking: Deze voorziening wordt niet geïnstalleerd via een beheerpakket wanneer de computer van een gebruiker een Intel(R) PRO/Wireless 2915BG Netwerkverbinding of een Intel(R) PRO/Wireless 2200BG Netwerkverbinding heeft.

Modus Ad hoc met QoS

QoS-besturing (Quality of Service) in ad-hocnetwerken. QoS voorziet in prioritering van het verkeer vanuit het toegangspunt over een draadloos LAN op basis van een classificatie van het verkeer. WMM* (Wi-Fi MultiMedia*) is de QoS-certificatie van de Wi-Fi Alliance*. Als WMM ingeschakeld is, gebruikt de adapter WMM voor de ondersteuning van prioriteitcodering en wachtrijmogelijkheden voor Wi-Fi-netwerken.

  • WMM ingeschakeld (standaardinstelling)
  • WMM uitgeschakeld

Opmerking: Deze voorziening wordt niet geïnstalleerd via een beheerpakket wanneer de computer van een gebruiker een Intel(R) PRO/Wireless 2915BG Netwerkverbinding of een Intel(R) PRO/Wireless 2200BG Netwerkverbinding heeft.

Beveiliging van gemengde modus

Deze modus kunt u gebruiken om botsingen te voorkomen in een omgeving waarin zowel 802.11b als 802.11g wordt gebruikt. RTS/CTS (Request to Send/Clear to Send) moet worden gebruikt in een omgeving waarin clients mogelijk niet met elkaar kunnen communiceren. CTS-naar-zelf kan worden gebruikt om de doorvoer te verbeteren in omgevingen waarin clients dicht bij elkaar zijn geïnstalleerd en met elkaar kunnen communiceren.

Energiebeheer

Energiebeheer: Hiermee kunt u een balans zoeken tussen energieverbruik en adapterprestaties. Met de schuifknop voor de energie-instellingen van de draadloze adapter kunt u een balans instellen tussen de energiebron van de computer en de batterij.

Selecteer een balans tussen energieverbruik en adapterprestaties.
PSP - Energiebesparende modus.
CAM - Constant geactiveerde modus.

Selecteer een van de niveaus voor de Energiebesparende modus:

PSP CAM: De clientadapter staat continu aan.
PSP Niveau 1: Maximaal energieverbruik.
PSP Niveau 2-4: Maximaal mogelijke energieverbruik.
PSP Niveau 5: Maximale levensduur batterij.
PSP Auto: De standaardinstelling is PSP-niveau 6, waarmee een balans tussen energieverbruik en levensduur van de batterij wordt gevonden.

Opmerking: Hoeveel energie wordt bespaard, is afhankelijk van de instellingen van het infrastructuurnetwerk.

Modus preambule

Hier kunt u de instelling van de lengte van de preambule wijzigen. Deze instelling is door het toegangspunt ontvangen bij de eerste verbinding. U kunt altijd een lange preambule gebruiken voor de verbinding met een toegangspunt. Met Automatische preambule bij verzenden wordt de lengte van de preambule automatisch gedetecteerd. Gebruik een korte preambule als deze wordt ondersteund. Is dat niet het geval, dan gebruikt u een lange preambule.

Opmerking: Deze voorziening wordt niet geïnstalleerd via een beheerpakket wanneer de computer van een gebruiker een Intel(R) PRO/Wireless 3945ABG Netwerkverbinding heeft.

Agressiviteit bij zwerven

Definieer hoe agressief een draadloze client bij het zwerven moet zoeken naar de beste verbinding met een toegangspunt.

Klik op Standaardwaarde gebruiken om een balans te zoeken tussen niet zwerven en prestaties of selecteer een waarde in de keuzelijst.

Waarden:

0: Niet zwerven: De draadloze client zwerft niet. Alleen bij een zeer significante verslechtering van de verbinding gaat de client zwerven naar een ander toegangspunt.
1-3: Zwerven toegestaan.
2: Standaard: Balans tussen niet zwerven en prestaties. Klik op Standaardwaarde gebruiken om deze optie te selecteren.
4: Maximale agressiviteit bij zwerven.

Verbetering van doorvoer

De waarde van de Packet Burst Control wijzigen.

  • Inschakelen: Hiermee wordt verbetering van de doorvoer ingeschakeld.
  • Uitschakelen: (standaardinstelling) - De verbetering van de doorvoer is uitgeschakeld.

Verzendenergie

Als u de verzendenergie verlaagt, wordt de radiodekking beperkt.

Standaardinstelling: Hoogste energie-instelling

Waarden:

Verzend Minimaal: Laagste: minimale dekking. Hiermee gebruikt de adapter het minimale energieniveau bij het verzenden. Met deze instelling kunt u het aantal dekkingsgebieden uitbreiden of een dekkingsgebied inperken. Verminder het dekkingsgebied in omgevingen met veel verkeer om de algehele transmissiekwaliteit te verbeteren en opstoppingen en interferentie met andere apparaten te voorkomen.
Verzend Niveau 1, Verzend Niveau 2, Verzend Niveau 3: Deze instellingen verschillen per land.
Verzend Maximaal: Hoogste: maximale dekking. Hiermee gebruikt de adapter het maximale energieniveau bij het verzenden. Selecteer deze optie voor maximale prestaties en een maximaal bereik in omgevingen met een beperkt aantal andere radioapparaten.

Opmerking: De beste resultaten worden bereikt wanneer het vermogen voor de transmissie wordt ingesteld op het laagste niveau waarbij de kwaliteit van de communicatie nog voldoende is. Daarmee wordt het voor het grootste aantal draadloze apparaten mogelijk om te functioneren in drukke omgevingen en vermindert de interferentie met andere apparaten waarmee deze radio het radiospectrum deelt.

Opmerking: Deze instelling wordt gebruikt binnen zowel infrastructuurnetwerken als ad-hocnetwerken.

Draadloze modus

Selecteer de band die u wilt gebruiken voor de verbinding met een draadloos netwerk:

  • Alleen 802.11a: De draadloze adapter kan alleen worden verbonden met 802.11a-netwerken.
  • Alleen 802.11b: De draadloze adapter kan alleen worden verbonden met 802.11b-netwerken.
  • Alleen 802.11g: De draadloze adapter kan alleen worden verbonden met 802.11g-netwerken.
  • 802.11a en 802.11g: De draadloze adapter kan alleen worden verbonden met 802.11a-en 802.11g-netwerken.
  • 802.11b en 802.11g: De draadloze adapter kan alleen worden verbonden met 802.11b-en 802.11g-netwerken.
  • 802.11a, 802.11b en 802.11g: (Standaard) Verbinding maken met draadloze netwerken die gebruikmaken van 802.11a, 802.11b of 802.11g.

Opmerking: Met deze optie voor de draadloze modus (modulatietype) wordt bepaald welke ontdekte toegangspunten worden weergegeven in de lijst van draadloze netwerken.

Sluiten

Hiermee sluit u het Hulpprogramma voor beheerders.

Help?

Hiermee kunt u de helpinformatie voor deze pagina bekijken.


Software

Geef op welke softwarecomponenten van Intel(R) PROSet/Wireless moeten worden geïnstalleerd op de computer van een gebruiker.

  1. Klik op Software opnemen in dit pakket.
  2. Plaats de installatie-cd van Intel(R) PROSet/Wireless in het cd-rom-station.
  3. Geef de installatiemap voor de software van Intel(R) PROSet/Wireless op: Klik op Bladeren om het bestand Autorun.exe te zoeken.
  4. Klik op OK.
  5. Geef op welke componenten u wilt opnemen in dit pakket: Selecteer de toepassingen die u wilt installeren op de computer van een gebruiker.
Naam Beschrijving

Stuurprogramma draadloze adapter

Hiermee wordt het NDIS-stuurprogramma voor de draadloze adapter geïnstalleerd.
Intel(R) PROSet/Wireless (voor een Windows Vista-pakket)
  • WMI-ondersteuning: Maakt het voor beheerders die Intel(R) PROSet/Wireless niet hebben geïnstalleerd, mogelijk om clients waarop Intel(R) PROSet/Wireless wel is geïnstalleerd, op afstand te beheren.
  • Hulpprogramma voor beheerders: Maakt het Hulpprogramma voor beheerders beschikbaar via het menu Start.

Intel(R) PROSet/Wireless (voor een Windows XP- of Windows 2000-pakket)

Selecteer de voorzieningen die u wilt installeren op de computer van een gebruiker.

  • Intel(R) Wireless Troubleshooter: Helpt u bij het oplossen van problemen met draadloze verbindingen.
  • Wi-Fi Protected Setup: Hiermee kunt u een draadloos netwerk configureren en nieuwe apparaten in het netwerk opnemen.
  • Eenmalige aanmelding: Uw gebruikersnaam- en wachtwoordgegevens voor aanmelding bij Windows worden gebruikt voor draadloze netwerkverbindingen.
    • Verbinding vóór aanmelding: Een profiel voor een verbinding vóór de aanmelding/gemeenschappelijke verbinding is actief zodra een gebruiker zich begint aan te melden bij de computer.
  • WMI-ondersteuning: (Windows Management Instrumentation) Maakt het voor beheerders die Intel(R) PROSet/Wireless niet hebben geïnstalleerd, mogelijk om clients waarop Intel(R) PROSet/Wireless wel is geïnstalleerd, op afstand te beheren.
  • Hulpprogramma voor beheerders: Maakt het Hulpprogramma voor beheerders beschikbaar via het menu Extra.

Opmerking: Intel Wireless Troubleshooter en Eenmalige aanmelding kunnen niet worden gebruikt voor Windows Vista-pakketten.

U kunt als volgt de omvang van de softwarebestanden in het beheerpakket verminderen:

  1. Kopieer de installatiemappen van de Intel(R) PROSet/Wireless-software naar een lokale map.
  2. Verwijder de mappen voor niet-gebruikte talen uit de mappen \XP\Docs of \Vista\Docs en \XP\Apps\x32\iProLang of \Vista\Apps\v32\iProLang. Als u bijvoorbeeld alleen de Engelse mappen (ENU) nodig hebt, kunt u de mappen voor alle andere talen verwijderen.
  3. Gebruik de bestanden uit de lokale map om de softwarebestanden toe te voegen aan het beheerpakket.

Opmerking: Als u een beheerpakket maakt op een systeem met Microsoft Windows XP Professional x64 Edition, staan de bestanden voor de talen in de mappen \XP\Docs en \XP\Apps\x64\iProLang.

Opmerking: Als u Novell Client for Windows wilt gebruiken, moet u deze software installeren voordat u de software van Intel(R) PROSet/Wireless installeert. Als Intel(R) PROSet/Wireless al is geïnstalleerd, moet u deze software verwijderen voordat u Novell Client for Windows installeert.


EAP-FAST I-ID-groepen

Opmerking: Deze functie is niet beschikbaar als CCXv4 niet is geselecteerd in de Toepassingsinstellingen van het Hulpprogramma voor beheerders.

Opmerking: Deze voorziening is niet beschikbaar voor Windows Vista-pakketten.

Een Instantie-ID (I-ID) is de RADIUS-server die PAC's (Protected Access Credential ) levert. I-ID-groepen worden door alle gebruikers van de computer gedeeld en staan toe dat EAP-FAST-profielen meerdere PAC's van meerdere I-ID's ondersteunen.

De I-ID-groepen kunnen vooraf worden geconfigureerd door de beheerder en worden ingesteld via een beheerpakket op de computer van een gebruiker. Wanneer een profiel voor een draadloze netwerkverbinding een server tegenkomt met een I-ID van dezelfde groep als de I-ID in het profiel, wordt dit PAC gebruikt zonder de gebruiker hierom te vragen.

Een I-ID-groep toevoegen

  1. Selecteer I-ID-groepen opnemen.
  2. Klik op Toevoegen.
  3. Geef een nieuwe naam op voor de I-ID-groep.
  4. Klik op OK. De I-ID-groep is toegevoegd aan de lijst I-ID-groepen.

Als de I-ID-groep is vergrendeld, kunnen geen extra I-ID's worden toegevoegd aan de groep.

U voegt als volgt een I-ID toe aan een I-ID-groep:

  1. Selecteer een groep in de lijst I-ID-groepen.
  2. Klik onder het vak I-ID's op Toevoegen.
  3. Selecteer een I-ID.
  4. Klik op OK. De I-ID is aan de lijst toegevoegd.

Wanneer een I-ID-groep is geselecteerd, worden de I-ID's geëxtraheerd uit de PAC's op de I-ID-groepsserver. De lijst met I-ID's wordt automatisch gevuld.

Opmerking: EAP-FAST I-ID-groepen zijn niet van toepassing op Windows Vista Client.


Taken voor beheerders

Een clientcertificaat verkrijgen

Als u geen certificaten voor EAP-TLS (TLS) of EAP-TTLS (TTLS) hebt, dient u een clientcertificaat te verkrijgen zodat verificatie mogelijk wordt.

U kunt certificaten beheren met Internet Explorer of het Configuratiescherm van Windows.

Windows XP en Windows 2000: Wanneer u een clientcertificaat aanvraagt, dient u ervoor te zorgen dat het selectievakje Hoog beveiligingsniveau met een persoonlijke sleutel instellen is uitgeschakeld. Als het selectievakje is ingeschakeld voor een certificaat, dient u elke keer dat het certificaat wordt gebruikt, een wachtwoord op te geven. U dient het selectievakje bovendien uit te schakelen voor het certificaat als u de service configureert voor TLS- of TTLS-verificatie. Anders zal de 802.1X-verificatie mislukken omdat er geen aangemelde gebruiker is wiens wachtwoord kan worden gebruikt.

Opmerkingen over smartcards

Wanneer u een smartcard hebt geïnstalleerd, wordt het certificaat automatisch op de computer geïnstalleerd en wordt het geselecteerd in het archief voor persoonlijke certificaten of het archief voor basiscertificaten.

Een client configureren met TLS-netwerkverificatie

Stap 1: Een certificaat aanvragen

Als u TLS-verificatie wilt toestaan, is een geldig clientcertificaat vereist in de lokale opslag voor de aangemelde gebruikersaccount. Bovendien is een certificaat van een vertrouwde certificeringsinstantie vereist in het basisarchief.

U kunt een certificaat op twee manieren verkrijgen:

Als u niet weet hoe u een certificaat ophaalt bij de certificeringsinstantie, vraagt u de beheerder naar de juiste procedure.

U installeert als volgt een certificaat op een lokale machine:

  1. Haal het certificaat op en sla het op de lokale schijf op.
  2. Klik op Importeren. De wizard Certificaat importeren verschijnt.
  3. Klik op Volgende.
  4. Klik op Bladeren om het certificaat op de lokale schijf te zoeken.
  5. Klik op het geëxporteerde certificaat.
  6. Klik op Openen.
  7. Klik op Volgende.
  8. Klik op Alle certificaten in het onderstaande archief opslaan.
  9. Klik op Bladeren om het venster Certificaatarchief selecteren te openen.
  10. Klik op Fysieke archieven weergeven.
  11. Klik op OK.
  12. Blader in de lijst met archieven naar boven en vouw Vertrouwde basiscertificeringinstantie uit.
  13. Klik op Lokale computer.
  14. Klik op OK.
  15. Klik op Volgende.
  16. Klik op Voltooien om het proces af te ronden.
  17. Wanneer een certificaat is geïnstalleerd, moet u de computer opnieuw starten.

Gebruik de Microsoft Management Console (MMC) om te controleren of het certificaat is geïnstalleerd.

  1. Klik in het menu Start op Uitvoeren.
  2. Typ MMC.
  3. Klik op OK om de Microsoft Management Console te openen.
  4. Klik op Bestand.
  5. Klik op Module toevoegen/verwijderen.
  6. Klik op Toevoegen om de pagina Zelfstandige module toevoegen te openen.
  7. Klik op Certificaten.
  8. Klik op Toevoegen.
  9. Klik op Computeraccount.
  10. Klik op Volgende.
  11. Klik op Voltooien.
  12. Klik op Sluiten.
  13. Klik op OK.
  14. Klik in de console op Certificaten (Lokale computer).
  15. Klik op Vertrouwde basiscertificeringinstantie.
  16. Klik op Certificaten.
  17. Controleer of het zojuist geïnstalleerde certificaat wordt vermeld.
  18. Klik op Bestand.
  19. Klik op Afsluiten om de console te sluiten.

Een certificaat verkrijgen van een Microsoft Windows 2000*-certificeringsinstantie:

  1. Start Internet Explorer en blader naar de HTTP-service van de certificeringsinstantie (gebruik een URL zoals http://uwdomeinserver.uwdomein/certsrv, waarbij certsrv de opdracht is die u bij de certificeringsinstantie brengt). U kunt ook het IP-adres van de server gebruiken. Bijvoorbeeld: 192.0.2.12/certsrv.
  2. Meld u aan bij de certificeringsinstantie met de gebruikersnaam en het wachtwoord van de gebruikersaccount die u eerder op de verificatieserver hebt gemaakt. De gebruikersnaam en het wachtwoord hoeven niet identiek te zijn aan de gebruikersnaam en het wachtwoord waarmee u zich bij Windows hebt aangemeld.
  3. Klik op de welkomstpagina van de certificeringsinstantie op Een certificaat aanvragen en dien het formulier in.
  4. Type aanvraag kiezen: Selecteer Geavanceerde aanvraag.
  5. Klik op Volgende.
  6. Geavanceerde certificaataanvragen: Selecteer Indienen om een certificaat aan te vragen bij deze certificeringsinstantie.
  7. Klik op Indienen.
  8. Geavanceerde certificaataanvraag: Selecteer Certificaatsjabloon gebruiker.
  9. Klik op Sleutels als exporteerbaar markeren.
  10. Klik op Volgende. Gebruik de standaardinstellingen.
  11. Certificaat is verleend: Klik op Dit certificaat installeren.

Opmerking: Als dit het eerste certificaat is dat u hebt verkregen, wordt u gevraagd of een certificaat van een vertrouwde certificeringsinstantie moet worden opgeslagen in het basisarchief. Dit is geen certificaat van een vertrouwde certificeringsinstantie. De naam op het certificaat is de naam van de host van de certificeringsinstantie. Klik op Ja. U hebt dit certificaat nodig voor zowel TLS als TTLS.

  1. Als het certificaat is geïnstalleerd, verschijnt het bericht "Het nieuwe certificaat is geïnstalleerd".
  2. Als u de installatie wilt verifiëren, klikt u achtereenvolgens op Internet Explorer > Extra > Internet-opties > Inhoud > Certificaten. Het nieuwe certificaat moet in de persoonlijke map zijn geïnstalleerd.

Een certificaat importeren uit een bestand

  1. Open Eigenschappen voor Internet (klik met de rechtermuisknop op het bureaubladpictogram van Internet Explorer).
  2. Selecteer Eigenschappen.
  3. Inhoud: Klik op Certificaten. Er wordt een lijst met geïnstalleerde certificaten weergegeven.
  4. Klik op Importeren om de wizard Certificaat importeren te openen.
  5. Selecteer het bestand.
  6. Geef het wachtwoord voor het bestand op. Schakel het selectievakje Hoog beveiligingsniveau met een persoonlijke sleutel instellen uit.
  7. Certificaatarchief: Klik op Automatisch het certificaatarchief selecteren op basis van het type certificaat (het certificaat moet namelijk in het persoonlijk archief van de gebruikersaccount zijn opgeslagen om toegankelijk te zijn).
  8. Ga verder naar de pagina De wizard Certificaat importeren en klik op Voltooien.

Ga als volgt te werk om een WPA-profiel met WEP- of TKIP-codering en TLS-verificatie te configureren:

Opmerking: Vraag een clientcertificaat aan en installeer dit. Zie Stap 1 of neem contact op uw systeembeheerder.

Het certificaat voor Intel(R) PROSet/Wireless opgeven.

  1. Klik op de pagina Profielen op Toevoegen om de pagina Algemene instellingen te openen.
  2. Profielnaam: Geef een naam op voor het profiel.
  3. Naam draadloos netwerk (SSID): Geef de netwerkidentificatie op.
  4. Uitvoermodus: Netwerk (Infrastructuur) is standaard geselecteerd.
  5. Klik op Volgende om de pagina Beveiligingsinstellingen te openen.
  6. Klik op Bedrijfsbeveiliging.
  7. Netwerkverificatie: Selecteer Open (aanbevolen).
  8. Gegevenscodering: Selecteer WEP.
  9. 802.1X ingeschakeld: Geselecteerd.
  10. Verificatietype: Selecteer TLS.

Stap 1 van 2: TLS-gebruiker

  1. Haal een clientcertificaat op en installeer het.
  2. Selecteer een van de volgende opties om een certificaat te verkrijgen:
Naam Beschrijving
Statisch wachtwoord Bij verbinding geeft u de gebruikersreferenties op.
Eenmalig wachtwoord Het wachtwoord wordt verkregen bij een apparaat voor hardwaretokens.
Pincode (softwaretoken) Het wachtwoord wordt verkregen via een programma voor tokens.
  1. Klik op Volgende.

Stap 2 van 2: TLS-server

  1. Selecteer een van de volgende methoden voor het ophalen van referenties: Servercertificaat valideren of Server- of certificaatnaam opgeven.
  2. Klik op OK. Het profiel wordt toegevoegd aan de profiellijst.
  3. Selecteer het nieuwe profiel onderaan in de profiellijst. Gebruik de pijlen omhoog/omlaag om de prioriteit van het nieuwe profiel aan te geven in de lijst.
  4. Klik op Verbinden om verbinding te maken met het geselecteerde draadloze netwerk.
  5. Klik op OK om Intel(R) PROSet/Wireless te sluiten.

Terug naar boven

Terug naar inhoudsopgave